6 november 2011
Door: Lieve
Blijf op de hoogte en volg Lieve
17 November 2011 | Guinea-Bissau, Bissau
De voorbereidingen voor het Tabaski feest (slachtfeest) zijn in volle gang. Mijn huis is in rep en roer. Toen ik vanochtend uit mijn raampje op het erf keek zag ik wel een heel aparte vertoning. Achter mijn huis woont één vrouw die altijd zwaar gesluierd is. Haar gezicht is wel vrij zolang ze zich achter het huis bevindt, maar ze draagt de zwarte kleding die verder haar hele lichaam bedekt die vrouwen uit Guinee Conakry vaak dragen. Toch is ze duidelijk van hier. Zij zat op een krukje in haar alles bedekkende jurk de vaat te doen. Naast haar stonden twee vrouwen, moeder en dochter en ook Islamitische vrouwen, kleren te wassen. Zij droegen alleen een lichtjes om hun heupen gewikkelde doek. Hun zware borsten deinden mee op het ritme van het schrobben op de geribbelde wasplank. De tegenstelling is enorm maar niemand schijnt het zelfs maar op te merken.
Vandaag is het Tabaski zelf. Voor vele huizen stond de laatste dagen een ram te blaten. Het is een plicht om een ram te slachten maar niet iedereen kan zich dat natuurlijk veroorloven. Naast het slachten is er nog de verplichting om eten te voorzien voor vrienden en bekenden en om alle familieleden in het nieuw te steken. Ons Kertsfeest is er niets bij. Het verbaast me toch dat als ik nu, terwijl het duister invalt, zoveel kinderen op hun paasbest zie rondlopen. Een deel heeft misschien toch wel tweedehandskleding aan, maar het meeste is door een kleermaker op maat gemaakt, vaak geborduurd (ook wel vaak erg op de groei…). Broers en zussen zijn gemakkelijk te herkennen. Er is gewoon een lap stof aan de lopende meter gekocht en iedereen heeft een stuk gekregen dat hij/zij naar eigen wens laat maken. Veel mannen dragen witte bazin (damast) gewaden met goudstiksel. Prachtig om te zien en het wit is zo wit dat het je pijn doet aan de ogen. Hoe ze er in deze stoffige omgeving in slagen er zo wit uit te blijven zien is een ander Afrikaans raadsel waar ik voorlopig nog niet uit ben.
Op de binnenplaats hoor ik één van mijn buurvrouwen, Awlatu, kwaad mompelen “We hebben nog wel op hen gestemd en ze geven ons niet eens licht vandaag”. Ik kijk haar vragend aan. “Ja, wij zijn allemaal PAIGC stemmers (de partij die al 35 jaar dit land van de regen in de drup helpt), maar ze nemen niet eens de moeite om ons stroom te geven op ons feest!” Ik woon hier nog maar net en wil niet meteen van leer trekken, maar zeg wel dat ze eigenlijk gewoon het hele jaar door recht hebben op stroom. Het zijn uitspraken van mij die vaak nergens terecht komen. Het begrip dat een regering in dienst staat van de bevolking blijft nog vreemd. Zé Manel zingt echter: Povo ka burro, i odja ma i kala nang. (Het volk is niet achterlijk, ze zien het wel, ze houden alleen hun mond maar). Wat gaat er gebeuren wanneer ze hun mond niet meer houden???
Vanmiddag bij Maria thuis was de hoeveelheid schalen met eten die werden aangedragen niet te tellen. Meestal worden ze gebracht door een kind. Maria kijkt even onder het deksel en vraagt hen de schaal binnen op tafel te zetten. Het lijkt wel alsof het haar niet interesseert. Achteraf blijkt ze precies te weten welke schaal met welk eten door wie gebracht is. Als grapje zegt ze steeds, neem die frisdrank maar weer mee, een flesje wijn of een biertje vinden wij wel zo lekker. Meestal zegt ze “wij Christenen” maar bedoelt ze “wij niet-Islamieten”. Niemand neemt hier aanstoot aan, er wordt zelfs hartelijk om gelachen. Ik ga thuis dan maar een fles wijn halen en met ons tweeën zitten we de hele middag wat te kletsen terwijl Maria kleren wast en we oppassen op het jongste familielid dat zich mateloos vermaakt in een bad met water, een bakje en een lepeltje.
De schemering is alweer overgegaan in nacht en de minaretten roepen op voor het laatste gebed van de dag.
De Amerikanen komen…
De spanning op de dag van aankomst valt wel mee zo op het eerste gezicht. Eigenlijk is alles rond, ze mogen komen die Yankees. Ik breng de dag rustig door met wat rommelen, envelopjes met geld klaarmaken voor alle diensten, een e-boekje lezen.
Tegen de middag ga ik nog de stad in om wat te kopiëren en laat meteen een handtekeningenactie kopiëren voor de fantastische artisanale markt die op een al jaren leegstaand terrein is opgebouwd. Zoals altijd komt het gemeentebestuur met allerlei bezwaren nadat iedereen veel geld en energie geïnvesteerd heeft en zijn de werken stilgelegd. Ik wil hier met de kleine mogelijkheden die ik heb mijn energie in gaan steken. De jongens zijn erg enthousiast wanneer ik de petitie langs breng. Sommigen vinden het ook wat vreemd, niet iedereen kent me natuurlijk, maar algauw begrijpen ze dat “este mindjer i di kultura” (deze vrouw is van cultuur). Ach, ik weet dat nog zo niet, maar goed.
Mijn 14 gasten arriveren op tijd en komen zonder horten of stoten door immigratie en de douane. Ik wacht hen op bij het hotel waar ze, surprise, surprise, toch een uitgebreide welkomstborrel georganiseerd hebben. Mijn angst dat ze me die uiteindelijk in rekening zouden gaan brengen bleek helemaal onterecht achteraf. Dat het hotel toch een chauffeur naar het vliegveld gestuurd had terwijl ik met 4 mensen afgesproken had dat dat niet nodig was, is niet echt mijn zorg. Liever te veel dan te weinig.
De leeftijd van mijn gasten ligt erg hoog, ik ben sowieso ruimschoots de jongste! Dat dat nog kan… De jongste, dikste en minst beweeglijke is 55. De op één na oudste is 75, heeft anderhalf jaar geleden haar echtgenoot begraven na een fantastisch huwelijk van 53 jaar en heeft sinds kort een nieuwe vriend! Ik zeg nooit meer dat ik oud wordt, beloofd. De kennismaking is heftig; veel, enorm veel vragen. Mensen zijn moe, jetlag, ze zijn wantrouwig, willen hun bagage niet naar de kamer laten brengen, maar zijn dan weer heel blij met de hapjes en de natuurlijke sapjes (limoen en fole) die ze aangeboden krijgen om maar niet te spreken over de garnaal en vishapjes, meloen en banaan en de voortreffelijke bediening.
Het laatste struikelblok: het transport. Domingos en ik gaan het busje dat vanavond uit Canchungo moet komen om te tanken en klaargemaakt te worden voor de uitstap van morgen opwachten in Bairro Militar. De heenreis is een crime. Een afstand van nog geen 5 kilometer kost ons meer dan een half uur vanwege die verdomde verkeerslichten die gewoon niet goed zijn afgesteld. De helft van de tijd staat alles en iedereen stil, dan springt ergens iets op groen en blijft daar dan ook zomaar een dikke vijf minuten op staan, tenminste, als het de hoofdstraat geldt. De zijstraten slagen er wel eens in om 5 auto’s door groen te krijgen. Nefast. We slaan dan ook zo snel mogelijk een zijweg in, slechte zandweg (richting INDE voor de kenners). Bij aankomst bellen we het langverwachte busje. Demba, de chauffeur en verantwoordelijke neemt op en zegt “vandaag is toch de 8ste”. Ik krijg een halve hartverzakking. Het busje is dus nog niet uit Canchungo vertrokken. “Och,” zegt Demba, “Ik kom morgen wel, heel vroeg.” Hoe hard kan je tegen iemand te keer gaan die je de volgende drie dagen heel hard nodig zal hebben? Gelukkig vertoef ik al langer hier, maar ik moet eerlijk zeggen dat dit gesprek wel heel diep uit mijn tenen moet komen. Mijn groep had me verzocht om mee te dineren omdat ze zoveel vragen hadden, dus om 8 uur moest ik weer opdraven en het busje was er dus niet. Ja hoor, alweer Domingos die als redende engel aanwezig is. Hij rijdt me weer naar de stad. Onderweg probeer ik hem uit te leggen wat ‘een heer in het verkeer’ betekent want hij is danig verstoord door wat er gebeurd is met de bus en rijdt echt niet meer rustig. Ik leg hem uit dat het voorlaten van een auto, of die nu op een agressieve of op een beleefde manier wil inritsen, misschien een paar seconden kost. En om seconden malen we hier toch echt niet. Om een aanrijding daarentegen wel, dus, go with the flow… Zal ik eens een lang verhaal kort proberen te maken? Om 11.00 uur, na een heerlijk buffet met ontelbare vragen, zitten de chauffeur van het busje, Domingos en ik met z’n drieën om de tafel om het programma door te spreken. Demba krijgt een donderpreek en ik probeer hem aan het verstand te brengen wat hier in het geding is. Ik twijfel erg over hem en besluit meteen dat Domingos dan maar de hele reis mee moet. Meer kosten, minder zorgen.
Om half 12 belt Afonso Domingos nog op. Hij had van ons probleem gehoord, had ook Domingos nog langs de weg zien staan wachten. Hij was erg bezorgd of alles nu wel rond was en voelde zich geloof ik een beetje schuldig dat hij niet mee naar een betere oplossing gezocht had. Soms, in mijn domme momenten, denk ik dat ‘ik’ een bedrijf, bureau, heb. Als puntje bij paaltje draaien er ongemerkt zoveel mensen mee. En dat zal ook de enige reden zijn dat het ooit iets zal worden. Want ik, op mijn uppie, stel hier helemaal niets voor, maar ik, met deze geweldige mensen, ben een kans, zowel voor mij als voor hen.
Dag twee moet ons naar het oosten brengen. Deze reis is in principe een makkie, we hebben hem eerder met mensen gemaakt en het is steeds een succes. We brengen een bezoek aan Tabatho, het enige griot-dorp in Guinee Bissau. Onderweg stoppen we hier en daar om de benen te strekken en wat rond te kijken. Ik schrik een beetje van de impact van 14 witte mensen met flitsende camera’s in een dorpje van een huis of vijf. Tabatho zelf is daar natuurlijk wel op ingesteld en we krijgen de volledig vertoning, de jonge kinderen die momenteel de balafon leren te bespelen, dan de oude groep die begin jaren 90 een eerste cassette opnam en als laatste, het niet volledige groepje Super Camarimba, die net een CD opgenomen hebben in de studio’s van Salif Keita in Mali. Als mensen geïnteresseerd zijn in de CD (5000CFA) kan ik er tzt wel een aantal meebrengen. Daarna krijgen we wat geschiedenisles over het imperium van Mali en mogen het museumpje gaan bekijken dat eigenlijk nog steeds niet van de grond is gekomen. Mijn mensen vinden het fantastisch. Ik wil toch weer eens een keer terug om een vlotter programma mee uit te werken want ik heb nog wel wat ideeën om het informatiever te maken.
Van Tabatho rijden we naar Bambadinca waar Mio en Dada ons ontvangen in het restaurant dat ze net voor Dada’s broer en vrouw hebben helpen opzetten. We krijgen een biologische lunch voorgezet met alleen maar producten van eigen land. Dada en Mio zijn fantastische koks en mijn mensen die in eerste instantie ’s middags eigenlijk alleen maar een snack zouden eten, scheppen de laatste kruimels uit de pannen. Niemand geloofd dat de tomatensalade gewoon volgens het meest simpele recept met vinaigrette gemaakt is. Het smaakt zo ongelooflijk rijk en gekruid, maar dat is alleen maar omdat het vers van dit zonnige land komt. De enige valse noot is dat de bus plots niet meer wil starten. Domingos ontloopt me waardoor ik meteen in de gaten heb dat er iets mis is. Het is natuurlijk prima dat hij niet wil dat de gasten dit in de gaten krijgen, maar ik hoor toch wel ongeveer te weten wat er aan de hand is. Het gebeurt wel vaker dat ik beschermd word. Erg lief natuurlijk, maar ik moet de verantwoordelijkheid natuurlijk wel houden. Gelukkig heeft Domingos vaker met dit bijltje gehakt en hij slaagt er in de bus weer aan de praat te krijgen. De houding van onze chauffeur begint ons nu al een beetje op de zenuwen te werken, maar zonder alternatief zullen we toch met hem verder moeten. We dineren bij ‘Le Bistrot’ het restaurant van mijn landgenoot Jean-Claude. Men is meer dan prettig verast. De kwaliteit van het eten is ook hier weer fantastisch. Ik moet me van tafel naar tafel verplaatsen om weer honderden vragen te beantwoorden. We waren al vroeg uit de veren (ijs kopen voor de koel dranken en de koelbox inladen, de bus in orde maken, details oplossen in het hotel etc.). Ik wil dus op een bepaald moment wel erg graag naar huis. In het programma stond echter dat mensen onder begeleiding de stad nog in konden. Samen met drie dames en de bus trokken we Bissau Bedju (de oude stad) in maar stonden een half uur later weer voor het hotel. De plaatsen waar life muziek zou zijn waren allemaal dicht.
Ik kijk zelf uit naar de tweede dag. Het is voor mij ook een nieuwe ervaring om met een speedboot naar de eilanden te gaan voor een dagexcursie. We passen precies in de boot en er zijn voldoende reddingsvesten. Belangrijk! De eigenaar, Bob, gaat zelf niet mee en draagt ons over aan een Guinese schipper en een Senegalese technicus. Ik had gehoopt de kans te krijgen hem beter te leren kennen, maar dat komt nog wel een keer. Op 45 minuten zijn we in Bolama, de vroegere hoofdstad van Guinee Bissau. Mijn laatste bezoek daar was in januari 2009 toen het stadje op me overkwam als een spookstad. Nu geeft het een heel andere indruk. Wat blijkt, de school voor verpleegkundigen en de school voor onderwijzers zijn dit jaar beiden weer open gegaan. Dat zorgt natuurlijk wel voor wat leven in de brouwerij. We spreken met wat jongeren en met een oude gepensioneerde leraar die ons vol trots de kleuterschool laat zien. Ik heb (volgens de Amerikanen) nogal strenge regels over het uitdelen van geld en spulletjes, maar bij de kleuterschool krijgen ze natuurlijk wel toestemming om alle kinderen (53 in totaal) een vrolijk gekleurde pen te geven. De directeur komt ons hartelijk bedanken en laat zien hoe ze met kleine stapjes proberen betere condities voor de kinderen te creëren. Ik word er weer helemaal blij van. Op de veranda van het pastoorshuis krijg ik (alweer) een vragenuurtje over me heen. Het wordt nog gezellig ook. Men is heel erg nieuwsgierig naar mijn mening over de resultaten van de inzet van UN geld in dit soort landen. Die krijgen ze te horen ook, en ik merk dat ze het roerend met me eens zijn. Het gaat toch om onze belastingscenten…
Van Bolama gaan we naar een strandje om te picknicken om vandaar richting Quinhamel te varen waar we een weverij gaan bezoeken. Althans, dat was de bedoeling. We werden op één of ander halfslachtig strandje gedumpt waar geen schaduw, maar eigenlijk ook niet echt een strand was. Het picknicken gebeurde dan ook een beetje rechtopstaand. Gelukkig namen een paar mensen een duik en daar was helemaal niets mis mee natuurlijk. We besloten eerder richting Quinhamel te vertrekken dan afgesproken was en ik maakte een aantekening in mijn hoofd om dit strand in elk geval te schrappen uit dit ritje.
Als je de eilanden niet kent is het een aaneenschakeling van kreken, eilanden, ingangen en mangrove. Zeker voor mij is er geen touw aan vast te knopen, maar, wat veel erger was, ook niet voor de stuurman. Hij beweerde tot op het eind dat het alleen maar lang geleden was dat hij hier voor het laatst was, maar na op de kaart gekeken te hebben weet ik wel zeker dat hij geen enkel idee had over zijn bestemming. Het tij daalde snel en dan zijn niet alle riviertjes meer bevaarbaar. En dus, ja hoor, hij zag iets wat op bewoond terrein leek, maakte met flinke vaart een bocht en voer ons vast op een oesterbank. Mijn 14 Amerikanen waren met geen stokken uit de boot te krijgen en dus kregen we de boot ook niet meer vlot. Wat nu? Nog even verkeerde ik in de overtuiging dat we uitkeken op Mar Azul, het hotel in Quinhamel waar we van boord zouden gaan. Toen bleek dat we heel ergens anders waren (zo ongeveer achter Bissau), op meer dan een uur varen daarvandaan zakte de moed me even in de schoenen. Wachten op hoog water was niet echt een optie, dat zou pas rond een uur of 8 ´s avonds zijn en dan is het te donker om te varen. Het overbrengen van het slechte nieuws bracht wel een zeer aparte reactie teweeg. De koelbox werd opengetrokken en met ging gezellig aan het bier. Er werd gekletst en gelachen en de sfeer was eigenlijk fantastisch. Ondertussen kwamen we er achter dat het niet eenvoudig was om rond de boot te lopen. Of je haalde je voeten open aan de oesters, of je zakte knie- (of heup-)diep in de vette zwarte zuigende modder, meestal met verlies van welk schoeisel dan ook. Na wat gepraat met een visser werd er mobiel naar een groep mensen gebeld die een stuk verder aan het werk waren. Ik zal het gezicht nooit meer vergeten toen uit een aantal kano’s wel dertig jongen mannen naar ons toe kwamen lopen, allen met bloot bovenlijf en elegant door de modder lopend zonder er in weg te zakken zoals wij sukkels. Ik kon het niet laten om de dames aan te sporen hun ogen de kost te geven aan deze prachtig gebouwde, enorm gespierde, jongemannen. Dit leverde flink wat jolijt op. Met veel moeite kregen we iedereen uit de boot en op een stukje oesterbank. Een aantal dames, waaronder een toch wel aardig zwaargewicht, werden door onze jonge redders uit de boot getild en door de modder verderop gedragen. Probeer je maar even een groep 60 en 70-plus giechelende dames voor te stellen… Met vereende krachten werd de boot gekeerd die wat makkelijker vaart kreeg zodra hij van de oesterbank op de modder terechtkwam. Toen moest iedereen nog door de modder weer in de boot gedragen worden. Ik heb echt met ongeloof naar de kracht van deze jonge mannen staan kijken. Het laatste stuk voelde aan als een teruggang in de tijd. 14 blanken in een boot die door 30 zwarten, zingend en zwoegend, het water weer in geduwd worden. Mijn mensen hebben me beloofd dat ze me foto’s zullen sturen van dit hele verhaal, maar ik kan wel vertellen dat ik zelden zo opgelucht geweest ben als toen we eindelijk weer het water ingleden. Nadat we wat geld gegeven hadden voeren we in volle vaart af en bleek onze stuurman er in te kunnen slagen ons nogmaals de verkeerde kant uit te varen. Dankzij een visser die blijkbaar van ons debacle gehoord had kwamen we tegen schemering eindelijk in Mar Azul aan. De eigenaar van het hotel bood ons douches aan zodat we in elk geval de ergste modder van onze voeten en schoenen konden spoelen. In het weefatelier was ondertussen nog maar 1 wever aan het werk, maar er stond wel koud bier en fris op ons te wachten. Vrijwel iedereen greep naar een flinke halve liter bier, van de dorst, maar nog meer van de opluchting denk ik. Wat was ik blij toen ik iedereen weer veilig had afgeleverd in het hotel. Niemand had nog zin in een nachtelijk uitje, dus konden Domingos en ik nog gezellig een paar uurtjes op het politiebureau gaan doorbrengen om een declaratie van verlies van 2 camera’s aan te geven (voor de verzekering). Eentje was zeker uit een broekzak gevallen, de andere misschien gestolen, dat zullen we nooit weten.
De volgende dag was er nog net tijd voor een korte city tour. Bij de Amura (het fort), dat weer helemaal door de militairen in bezit genomen is, had ik gewaarschuwd om geen foto’s te maken en om liever geen camera’s te laten zien. Een van de gasten (oud US Airforce) vond het grappig om toch naar de ingang te lopen. Er kwam meteen een militair op ons af en ik riep onze held meteen toe te stoppen. De militair was onverwacht vriendelijk en wilde gewoon weten waar al dit volk vandaan kwam. Het was wel vreemd toen hij plots de telefoon opnam en zei: ‘Sr Comandante, no tenne um situason pa li’ (we hebben hier een probleem), ik dacht meteen dat wij dat probleem waren, maar neen, hij ging omstandig verder uitleggen dat er geschoten was binnen het fort en dat ze met geweld iemand overmeesterd hadden. Hij vertelde dit gewoon waar wij bij stonden met namen en toenamen van daders en slachtoffers. Beetje vreemd.
Ik was erg blij toen ik de hele groep op het vliegveld kon afleveren waar ik nog eens uitgebreid bedankt werd en een enveloppe mee kreeg voor de goede diensten van Domingos en de chauffeur. Mission accomplished.
Missa
Het is een mis, een kerkdienst. De reden voor de dienst kan heel divers zijn, maar het gaat meestal om de herdenking van iemand die overleden is. Ik ben uitgenodigd voor de ‘missa’ ter herinnering aan de moeder van Rosa, een vriendin van lange jaren, die twee jaar geleden overleed. Ik ga niet naar de kerk, dus, het kerkelijke deel, als het al onderdeel uitmaakt van dit gebeuren, doen ze maar zonder mij. De eerste dag kan ik ook niet meemaken vanwege mijn gasten, het afsluitend gebeuren, zondag, wel. ’s Ochtends loop ik langs om een krat bier te brengen. Vrouwen zijn dan al druk met koken en terwijl ik langskom wordt langszij een varken geslacht. Ik onderhandel meteen een stuk ‘toresma’ (gefrituurde varkenshuid) te vet, maar zoo lekker als het nog warm is. Een tijdje later brengen ze me een hele schaal… iets te veel voor dit huis, dus ik kies een stuk en stuur de rest terug.
Een herdenking kost best veel geld. Het blijft altijd onduidelijk hoe dingen precies verdeeld worden, maar als ik op het eind van de dag zie wat er aan drank en eten voorbij gekomen is, heb ik toch het gevoel dat dit gewoon een soort kapitaalvernietiging is die mensen meer gelijk aan elkaar maakt. Bij de deelnemers van een ceremonie als deze zijn bepaalde groepen aanwezig.
De nabije familie is verantwoordelijk, maar daarnaast zijn er groepen van buren, groepen van werkcollega’s, groepen van leeftijdsgenoten (erg belangrijk) en … elke groep brengt zijn eigen drank mee en verdeelt die. Dat scheelt natuurlijk een hoop in de
investering.
Later op de avond wordt er nog veel gezongen. Er zijn heel veel traditionele liederen die iedereen kent. De zang wordt begeleid door handgeklap en door een Tina, een omgekeerde kalebas in een bad met water. Het klinkt prachtig en de avond eindigt erg mooi met nog veel geneurie onder de volle maan.
Rosa, de vrouw die me uitgenodigd heeft, is ineens heel erg nerveus. Dit verbaast me nogal, dus ik loop achter haar aan en vraag wat er aan de hand is. Ze is 2000 CFA (3€) kwijt die haar gegeven zijn door haar ‘abota’ groep. Dit mag dan wel een bedrag van niets lijken, haar abota is er eentje die vrijwel dagelijks uitbetaald. Een abota is een spaarsysteem onder (meestal) vrouwen. Je legt per tijdseenheid een bedrag in en afhankelijk van de grootte van de groep krijg je ook per tijdseenheid een veelvoud van dit bedrag uitgekeerd. Een abota van 12 personen van 25.000 CFA (38€) per maand betekent dat je eens per jaar 300.000 CFA (460€) krijgt. Dit is een bedrag waarmee je een investering kan doen die je anders, met je gewone inkomen, niet kan doen (een matras, schoolgeld, een koelbox, aanschaf van goederen voor de verkoop etc.). Rosa’s abota bestaat uit deelneemsters die kleine dingen verkopen langs de kant van de weg zoals koud water, pinda’s, brood etc. Zij leggen liever per dag in en hun groep is wat groter, zo’n 50 mensen. Hiermee betalen ze hun grote uitgaven, de huishuur, de rijst voor een maand. Mijn vraag, waarop ik het antwoord natuurlijk al lang weet uit ervaring, waarom ze liever deelnemen aan een abota dan het geld gewoon sparen, is duidelijk. Geld in huis gaat gewoon op in het dagelijkse leven en zelfs als je probeert het te sparen, gebeurt er wel iets waaraan je geld uit moet geven. Geld dat in de abota kas zit, dat gaat nergens heen.
Ik heb mijn cursus voedingsdeskundige weer opgenomen. Hoofdstuk drie, het gaat redelijk. De begeleiding is wel minimaal. Ik moet gewoon drie studieboeken doorworstelen en de huiswerken insturen. Aan het eind van de rit kan ik examen doen. Tegen die tijd ben ik wel weer in Nederland. Ondertussen ben ik wel overtuigd dat er heel veel behoefte is aan informatie over voeding en dat er heel weinig kennis is. Ik moet dus maar eens echt gaan nadenken hoe ik het verder wil aanpakken om hier een voedingsinformatie bureau/consultatie bureau op te zetten. Eerst nog even hard leren dus.
Lieve
ljacques@xs4all.nl
www.binobaibissau.nl
-
17 November 2011 - 13:30
Liesbeth:
Alweer ..................... fantastisch!!
liesbeth -
19 November 2011 - 13:15
Peter Visser:
Ha die Lieve!
Laat hier nu net een groep amerikanen voorbij komen..... Met gids....
Fijn te horen dat je je vermaakt.
Kus uit Freetown -
19 November 2011 - 20:06
Walter En Nicole:
Poesje zal het nog wel lezen, maar ik heb er ondertussen al erg van genoten. Fijn dat het plezant was met die bende Amerikanen. Vergeet vooral de fruitontbijtjes niet in je voedingsleer. Heel nuttig en goedkoop in de productielanden. Dikke kussen -
20 November 2011 - 15:41
Marie-josé:
Heerlijk om je verhalen te lezen vanuit het koude Nederland! Hopelijk tot snel Lieve! Liefs, MJ -
29 November 2011 - 21:44
Bregje:
Heerlijk weer zo'n mooi verhaal uit Guinee. Die giechelende Amerikaanse vrouwen op leeftijd had ik wel willen zien!
Groetjes,
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley